|
|
Over-stromingen, Geschiedenis
van de moderne Schilderkunst, vóór 1840
|
VERNIEUWINGEN IN DE SCHILDERKUNST, EIND 18DE EEUW |
De
17de en 18de eeuw zijn de periode van de Verlichting, die zijn wortels
heeft in de oude Griekse filosofie en de renaissance. In 1687 formuleert
Isaac Newton zijn drie wetten van beweging en de wet van de universele
zwaartekracht in "Philosophiae Naturalis Mathematica", beter
bekend als "Principia". In 1769 krijgt Richard Arkwright patent
op een hydraulische spinmachine die te groot was en te duur om in een
woonhuis te staan. Zo wordt hij bekeken als de stichter van de eerste
fabriek. In 1781 publiceert Immanuel Kant zijn "Kritik der reinen
Vernunft", het begin van het rationalisme. |
click the thumbnails
William J. M. Turner
The Fall of an Avalanche
in the Grisons 1810
William Blake
Elohim creating Adam
William Blake
The great red Dragon
William Blake
The wirlwind of Lovers
Caspar David Friedrich
Abbey in the Oak Forest
Caspar David Friedrich
Winter Landscape
Caspar David Friedrich
The Lake of Ice
Jacques- Louis David
Brutus
Jean Honore Fragonard
Psyche showing her Sisters
her Gifts from Cupid
Richard Dadd
The Fairy Feller's Masterstroke
Richard Dadd
Contradiction
Eugène Dalacroix
The Dead of Sardanapale
Pierre-Paul Prud'hon
Ladytop
Pierre-Paul Prud'hon
Portrait of the King of Rome
Samuel Palmer
The Prospect
Samuel Palmer
Garden in Shoreham
Samuel Palmer
Cornfield in Moonlight
Samuel Palmer
After the Evening Service
Adalbert Stifter
Friedberg and the Ruin Wittinghousen
Adalbert Stifter
Suburb Hauses
Philipp Otto Runge
The great Morning |
Eugène Delacroix, fragment van "Tête de Lion", 1843 |
Van
de barok tot de 19de eeuw was een periode waarin de schilderkunst
aan strenge normen was onderworpen. Niet alleen diende "naar de natuur"
geschilderd te worden, maar werd er bepaald welke kleuren daarvoor gebruikt
dienden te worden, welke onderwerpen er waard waren geschilderd te worden,
hoe de poserende mensen zich moesten houden, hoe ze voor een portret hun
gezicht moesten draaien, enzovoorts... Met als resultaat een kunst van
formaliteit, eentonigheid en sombere kleuren: bijbelse taferelen,
ruïnes, heroïsche gebeurtenissen, militaire toestanden, moraliserende
taferelen, barokke interieurs, saaie portretten, of mythologische bijeenkomsten.
De realiteit werd niet echt juist weergegeven, maar geïdealiseerd.
De geschiedenis werd vaak verdraaid. De natuur werd versoberd om niet
teveel aandacht te trekken, menselijke gestaltes waren vaak ontdaan van
elke sensualiteit. Weinig schilders treffen ons door een schoonheid of
originaliteit, met uitzonderingen zoals Rembrandt en Vermeer. |
|
|
Vergeleken met de kleurenpracht en levenslust van de renaissance was de
baroktijd een terugval. Zelfs de gotiek had zijn goud en zijn prachtige
kleuren, alsook miniaturen vol fantasie en naïeve expressie. De normen
werden toen meer plaatselijk bepaald, omdat er nog niet zo'n grote machtsblokken
waren. De renaissance was een bevrijding van normen van de gotiek, zowel
in onderwerpen als in stijl. Maar voor de kleurenpracht en de sensualiteit
van bijvoorbeeld een Boticelli, evenals de kleuren van bijvoorbeeld Van
Eyck's lam Gods, moet zelfs Rembrandt onderdoen. De religieuze taferelen
van El Greco zijn heel apart, zowel qua kleur als vorm. De gezichtsuitdrukking
en de lichamelijke vervormingen zijn expressionistisch te noemen. Ook Tintoret bijvoorbeeld
had met zijn eigen kleuren, lichteffecten en dramatische gebaren (wel
erg pathetisch) toch een eigen cachet en expressiviteit, vol beweging.
Jeroen Bosch schilderde in puur surrealisme, een eigen fantasiewereld
en Bruegel de Oude wist een unieke sfeer in zijn landschappen te leggen,
waar de andere Bruegels niet aan kunnen tippen.
Ook qua techniek was er een achteruitgang in de baroktijd. Veel van de
vroegere kennis was verloren gegaan en bepaalde kleuren konden niet meer
gemaakt worden. Het rood dat toen werd geschilderd, is nu tegenwoordig
veel donkerder geworden. Ook het omber, dat toen erg in de mode was, ziet
er nu veel donkerder uit.
De hele westerse cultuur, met zijn imperialisme, zijn dynastieën,
militarisme en puritanisme, zijn sombere levensvisie en lusteloosheid,
weerspiegelde zich in de toenmalige kunst. Grote werken werden meestal
op bestelling gemaakt, en hadden een welbepaalde functie te vervullen.
Veel schilders werkten in vaste dienst. Vandaar de vele strenge portretten,
de inhuldigingen, de veldslagen, de jachttaferelen, de "stillevens"
met jachtbuit
|
|
William Blake, Ancient of Days, 1794 |
In
de 18de en 19de eeuw was het kleine werk van deze schilders soms heel
interessant: schetsen, studies, tekeningen... Die maakten zij niet in
opdracht, maar voor zichzelf. Niet enkel als "voorbereiding"
op een pathetisch doek, maar ook voor het plezier van het maken zelf.
Dergelijk werk viel daarom buiten de normen. Ook Rubens maakte, buiten
zijn monumentale pathetische werken, mooie olieverfschetsen. In de 2de
helft van de 18de eeuw maakten enige schilders lavis-schilderingen. De
motieven waren klassiek : Grieks-Romeinse, religieuze of moraliserende
thema's, maar in een heel "moderne" stijl. Zij pasten ook diverse
technieken toe : uitwassen, arceren, fijne lijnen naast brede borstelstreken,
en soms vrijelijk door elkaar krioelende lijnen. Voorbeelden zijn Greuze, Füssli en
Jefferys. Studies van George Romney uit eind 18de eeuw (een portretschilder) kunnen als hedendaags
doorgaan: snelle schetsen, soms nog nauwelijks herkenbare onderwerpen.
Schilders ontdekten de schoonheid van een spontane borstelstreek, die
je kan laten staan en een eigen frisheid en expressiviteit heeft, meestal slechts te zien op hun schetsen en studies. Zelfs
Jacques-Louis David liet op zijn schilderijen al borstelstreken staan.
Eind 18de eeuw waren er al een paar kunstenaars die zich vrij maakten
van dat wurgende keurslijf van normen, en zelf op zoek gingen naar schoonheid
en expressiviteit, zoals William Blake en William Turner. Blake schilderde zijn
"visionaire" taferelen enkel in aquarel, omdat dit zich volgens
hem beter leent tot mystieke uitbeelding. Dat in een tijd waar de olieverf
in grote mate superieur werd geacht. |
|
|
Hij schilderde heel los, niet minutieus,
met omlijnde figuren, expressief. De onderwerpen zijn mystiek-religieus
(maar niet kerkelijk), sagen en mythen, fabeldieren... Zij illustreren
zijn literair werk, maar worden tegenwoordig gelukkig ook als kunst op
zichzelf bekeken en niet louter als illustraties.
Turner werd beroemd door zijn minutieuze landschappen. Maar voor zichzelf
maakte hij vele snelle schetsen in aquarel met weinig figuratie tot bijna
abstract, met uitgelopen kleuren, en diverse kleurvlakken tegenover elkaar,
met snelle silhouetten... |
|
HET BEGIN VAN DE 19°E EEUW |
|
In
1807 was de eerste stoomboot in de vaart. In 1825 maakte George Stephensons "Locomotion
No.1" zijn eerste reis. Na 1830 kwam de locomotief van Stephenson
goed in zwang. Tussen 1850 en 1900 werden duizenden kilometers spoorlijn
aangelegd. In 1852 vloog het eerste luchtschip met stoommachine. In 1837
wordt een praktischere versie van de telegraaf gepatenteerd door Samuel
Finley Breese Morse, met de befaamde codering van strepen en punten.In
1854 zijn Parijs en Londen door de telegraaf verbonden. De daguerreotypie,
een nieuwe procedure voor het maken van foto's in 3D, wordt gepresenteerd door
Louis-Jaques Daguerre.
In
1852-54 kwam Livingstone tot bij de Victoriawatervallen. Het graven van
het Suezkanaal was in 1869 voltooid.
Wenen schafte in 1840 de slavernij af. Rusland en Polen in 1861. In 1848
kwamen er liberale hervormingen in Duitsland, alsook een opstand in Italië
tegen de overheersing van Oostenrijk. In 1861 begon de Amerikaanse burgeroorlog
onder Lincoln, in 1865 werd er de slavernij verboden. In 1859 verscheen
Darwins "Origin of Species" en in 1871 "Descent of man".
In 1862 vond de eerste wereldtentoonstelling plaats in Londen. |
|
J.M.W. Turner, Feestelijk Lagunetafereel, 1845 |
|
|
De 19de eeuw brak aan, de eeuw van industrialisering. De metaalindustrie
kwam op en beroette de explosief aangroeiende steden. De bourgeoisie kwam
op en dweepte met pronkzucht. In 1820 kwamen de eerste warenhuizen en
luxewinkels in Parijs. Er waren ook de sloppen en de kinderarbeid, de
liefdadigheid en de gevangenissen kwamen op, het alcoholisme en de prostitutie
groeiden. De eerste sociale opstanden werden bloedig onderdrukt. In 1830
breekt overal de revolutie los, de liberale gegoede burgers waren de winnaars.De
fotografie kwam zeer snel op. In 1816 maakte N. Niepce de eerste papierfotografie
vanuit zijn venster . In 1827 maakte hij het eerste lichtbestendige en
bovendien eerste directpositief (heliogravure).
In 1837 ontdekte Daguerre,
een kunstschilder, een fixatief. Zijn daguerreotypieën waren erg
gewild, de belichtingstijd is tien minuten tot een uur, telkens een uniek
exemplaar in spiegelbeeld. In 1840 ontdekte Talbot de calotypie met een
willekeurig aantal kopieën op lichtgevoelig papier. A. Niepce ontdekte
in 1848 de albuminefotografie waaraan in Duitsland alleen al per jaar
twintig miljoen eieren werden geofferd. In 1851 publiceerde Ficher het
collodiumproces: een glasplaat die nat blijft in de camera, met korte
belichtingstijd en heel nauwkeurig.
De schilderkunst produceerde weinig opzienbarends, geïdealiseerde werken om aan de pronkzucht van
de bourgeoisie te voldoen, en weinig genietbare, mythologische taferelen, als van
Girodet, Guérin, Gerard. Chassériau hield dit vol tot in
de jaren 40. Toch zijn er een paar lichtpunten: Caspar David Friedrich schilderde minutieuze landschappen op zo'n bijzondere manier dat er een
mysterie van uitstraalt, wat zijn werk eigenlijk symbolistisch maakt.
Jean Honore Fragonard gebruikte meer kleur dan zijn collega's, is minder minutieus,
laat toetsen staan en schildert mooi lichtspel met zonnevlekken.
Maar
vooral Turner is uniek in zijn spel met zonlicht, vuur of mist. In de
jaren '20 en '30 schilderde hij soms volledig abstract. Zo is zijn "kleurstructuur
19" niets dan drie gekleurde banden boven elkaar, iets wat we pas
terugzien in de tijd van de popart! Hij schilderde ook nauwelijks herkenbare
interieurs. Zijn lichtspel kwam nu ook op in zijn olieverf, zoals het
schilderij van de brand in het parlement in 1834. De gebeurtenis zelf
staat hier niet meer centraal, maar is een aangegrepen gelegenheid tot
een bijna abstract schilderij van lichteffecten. Zo is ook zijn "Sneeuwstorm
met Hannibals Leger" grotendeels een woelig hemelgewelf in een abstract
festijn.
Ten onrechte wordt Turner soms gebombardeerd tot "voorloper"
van het impressionisme. Zijn werk was een revolutie ten opzichte van zijn
collega's, maar in een heel eigen richting, meest nog naar expressie en
abstractie, en helemaal anders dan de technieken van het latere impressionisme.
De eerste schilder die zijn techniek terug zal toepassen, op een eigen
manier, is Ensor in zijn "visioenen". Toch blijft Turner ook
nog veel nauwkeurig uitgewerkte landschappen maken, en net daaraan had
hij zijn faam en zijn inkomen te danken. Zijn bijzondere werken werden
als gekheid afgedaan.
Blake hebben we reeds vermeld. In 1824, drie jaar voor zijn dood, schilderde
hij "Paolo en Francisca", een ruwe schets met diverse effecten,
de kleuren volgen de contouren van de figuren niet meer, het werk is surrealistisch. |
|
Adelbert Stifter, Landschap van de Taufelsmauer, 1845 |
Ook surrealistisch is Richard Dadd. In zijn psychiatrische gevangenis werkte
hij van 1857 tot 1864 aan het minutieuze sprookjestafereel "de slag
van de meester houthakker tovenaar". De nauwkeurigheid overtreft
de gotische kunst in een verzameling van de gekste figuren. Ze lijken
uit het verhaal van "Alice in wonderland" te komen, een werk
van Caroll, schrijver en fotograaf, half absurd en half symbolisch. Het
is een typerend kenmerk bij schilders in psychiatrische behandeling om
zeer nauwkeurig te werken, veelal tot pijniging van zichzelf. Maar wellicht
ook omdat de middelen die ter beschikking gesteld werden van een bijzonder
laag budget zijn. |
|
|
Dadd's werken zijn voorbeelden van een mooi surrealisme,
wat in die tijd zeldzaam was, omdat de weergave van het onbewuste toen
nog meestal een kwestie was van monsters en verschrikkingen, zoals bijvoorbeeld
bij Goya.
We wezen ook reeds op de studies en schetsen die toenmalige erkende "grootmeesters"
maakten, in een veel vrijere stijl dan de werken in opdracht. Het monumentale
werk "dood van Sardanapale" uit '28 van Eugène Delacroix is een
werk dat weinigen nog appreciëren, maar er gingen verscheidene prachtige studies aan vooraf. Pierre-Paul Prud'hon werkt erg pathetisch, maar zijn tekeningen zijn vaak knap. |
Philipp Otto Runge, Geboorte van de mensenziel, 1805 |
Echt impressionistisch te noemen zijn de tuinen van Samuel Palmer, die
tussen 1826 en 1832 zijn mooiste aquarellen en gouaches maakte in Shoreham,
waar hij ook een schilderschool stichtte. Na zijn huwelijk verdween zijn
symbolistische stijl, en vanaf 1835 maakte hij slechts onbelangrijk werk.
Impressionistisch zijn ook de landschappen van Cox en Adalbert Stifter (een Oostenrijkse schrijver), zoals bijvoorbeeld "Landschap van de
Teufelsmauer" uit '45. De kleuren van deze laatste aquarel doen heel
fauvistisch aan. Zo ook de kleuren in de beste werken van Philipp Otto Runge,
een Duitse dichter en schilder, bijvoorbeeld "Geboorte van de Ziel
van de Mens" uit 1805 (hij maakte ook realistische, weinig belangrijke werken).
Copyright voor de tekst op alle pagina's van deze Geschiedenis van de Moderne Schilderkunst: Johan Framhout; tekst geschreven in 1990-92; herzien en op het internet geplaatst in 2005. |
|
|
|
|