|
|
Over-stromingen, Geschiedenis
van de moderne Schilderkunst, 1880 - 90
|
DE JAREN 1880: EEN CALEIDOSCOOP VAN STIJLEN |
In
1879 vond Thomas Alva Edison de eerste gloeilamp uit die een behoorlijke
tijd kon branden. In 1883 had de internationale tentoonstelling in Wenen
al elektrisch licht. In 1883 kwam Nietzsches "Also sprach Zarathustra"
uit. In 1888 was de eerste celluloid rolfilm op de markt en zond Heinrich
Hertz uit dat we nu radiogolven noemen.
|
click the thumbnails
Paul Signac
Le Moulin de Montmartre 1884
Georges Seurat
Une baignade à Asnières
Georges Seurat
A Sunday Afternoon on the
Island
of La Grande Jatte
Vincent van Gogh
The Olive Trees 1889
Vincent van Gogh
Starry night
Vincent van Gogh
Stairs
Paul Gaugain
The Vision after the Sermon
Jacob wrestling with the Angel 1888
Paul Gaugain
The Swineherd 1888
Emile Bernard
Madeleine in the Bois d'Amour 1888
Emile Bernard
Pieta 1890
Eduard Manet
Bar in the Folies-Bergères 1881
Eduard Manet
Country Breakfast
Camille Pissarro
Shepherdess 1881
Camille Pissarro
Peasant girl
drinking her Coffee 1881
Emile Claus
The old Gardener 1885
Jan Toorop
Bridge in London Sun 1889
Max Liebermann
Woman with Goats in the Dunes 1890
CamMc Cubin
Down on his luck 1889
Henri Rousseau
Carnival Evening 1886
Pierre-Cécile Puvis de Chavannes
The Dream 1883
Odilon Redon
Béatrice 1875
Gustave Moreau
Woman with a Panter 1880
Michael Vroebel
The Demon (sitting) 1890
Eveline de Morgan
Medea 1889
Maria Euphrosyne Spartali Stillman
The enchanted Garden
of Messer Ansaldo 1889
EveArnold Böcklin
Island of the Dead 1883
Max Klinger
the Judgement of Paris
(Paris Valg)1886-87
Albert Pinkham Ryder
Moonlight, 1887
|
Stijlvernieuwers,
neo-impressionisten genoemd
Ofschoon
Degas, Monet, Renoir, Manet en Pissarro toen hun mooiste werken maakten,
en steeds meer schilders zich tot het impressionisme bekeerden (zoals
bijvoorbeeld Caillebotte), kwamen er in Frankrijk enige figuren op die
weer anders wilden werken. Een aantal van hen worden, zonder enige overeenkomst,
in een zak gegooid onder de gekunstelde naam van "neo-impressionisme".
Alsof zij uit het impressionisme voortvloeiden, wat voor Van Gogh bijvoorbeeld
al zeker niet opgaat. Zij waren veeleer het gevolg van de steeds grotere
durf om op een persoonlijke, specifieke manier te werken. |
|
Vincent Van Gogh, Boerin aan het Haardvuur, 1885 |
Signac begon een zeer ruwe expressie in grote toetsen, zoals in "Le
moulin de Montmartre", 1883-84. (Klik op de thumbnails in de rechterkolom.)
Seurat's "Une baignade à
Asnières" ging al naar het pointillisme toe, maar nog met
strakke, korte borstelstreken, kriskras door elkaar. Zijn twee versies
van "Dimanche après-midi à la grande Jatte" zijn
volledig in stipjes van diverse kleuren, zelfs de afboording. In 1888
werkte hij in minuscule stipjes. Seurat heette zijn stijl "chromoluminarisme"
en later "divisionisme".
Van Gogh schilderde als een late realist in grauwe en vale kleuren en
in grove borstelstreken: de armen, hun beroep en woonst; ook de natuur,
stillevens en portretten. In 1885 schilderde zij zijn fameuze aardappeleters.
|
|
|
In 1887 kwam er verandering, vooral in zijn zelfportretten: fellere kleuren
bij elkaar, strakkere streken. Hij begon diverse kleuren in vlekjes door
elkaar te gebruiken, en korte streepjes, die de vorm van de figuren volgden. Zijn onderwerpen werden iets meer impressionistisch: tuinen, huizen, rivieren
en bruggen. September 1887 was zijn stijI een mengsel van wilde strepen,
stipjes en contouren, bijvoorbeeld zijn diverse zonnebloemen. |
|
Vincent Van Gogh, Hengelaar en Boot aan de Brug van Clichy, 1887 |
Hij begon
zijn "Japanse schilderijen" en werd hiermee erg kleurig. In
1888 varieerde hij erg in stijl, bijvoorbeeld een fijne tekening op doek,
of een groot egaal vlak, of als het ware geplamuurd. Zijn eerste golvende
schilderijen ontstonden. Hij duwde soms verf direct uit de tube. In datzelfde
jaar kwam zijn ruzie met Gauguin en zijn opnames in de psychiatrie. In
1889 maakte hij zijn golvende cypressen, de olijfboomgaard en de sterrennacht
met spiralen. Daarna verdwenen de golvingen weer, voor strakke streepjes
en contouren, bijvoorbeeld "Koren met raven". Hij eindigde met
akkers in gemengde stijl. Zijn produktie was in korte tijd zeer hoog,
maar in 1890 maakte hij een eind aan zijn leven. |
|
|
Paul Ranson, Paysage nubique, 1890 |
Gauguin,
de vale realist, werkte vanaf 1885 veel kleuriger. In 1887 begon hij zijn
avontuurlijk leven. In 1888 had hij zijn eigen specifieke stijl, zoals
in "La lutte de Jacob avec I'ange", met duidelijk begrensde
kleurvlakken. Elk vlak heeft zijn kleur door het samengaan van dooreenlopende
tinten, een techniek van Degas. De vlakken zijn duidelijk omtrokken, met
sierlijke, golvende lijnen, een art nouveau-kenmerk. Binnen in zo'n vlak
is er relatief weinig tekening. Zijn figuren hebben iets naïefs en
zijn eerder volks dan op de burgerij gericht. Soms werkt hij symbolistisch.
|
|
|
Emile Bernard schilderde min of meer in Gauguin's stijl en later zullen
nog anderen hen volgen en zich de nabi's noemen. Paul Ranson maakte in deze
trant het zeer gestyleerde, bijna surrealistische "Paysage nabique"
in 1890. Filiger schilderde toen "Paysage du Pouldu": zo gestyleerd
dat het een abstracte puzzel lijkt.
We keren
even terug naar de impressionisten. Cézanne heeft altijd heel
anders gewerkt en veel geëxperimenteerd. Hij ging in toetsen werken
van diverse kleuren dooreen, veel kleuriger (1882 tot '85). De toetsen
zijn groot en in een welbepaalde richting, en hebben iets van vlakjes.
Verre huisjes bestaan volledig uit zo'n vlakjes. Later werkte hij eerder in vlekken
dan in toetsen, niet transparant, maar duidelijk uitspringend, met vaak
stevige contouren. Monet, Renoir, en anderen werkten nooit met contouren.
Degas, die ook erg varieert in zijn oeuvre, lijkt vaak meer op Gauguin,
dan op Monet of Renoir. Manet's stijl is heel duidelijk te zien in "Le
bar aux Folies-Bergère", uit 1881: de menselijke huid is niet
in diverse kleuren geschilderd, zoals bij Monet of Renoir, maar het
werk is toch heel kleurig door de grote diversiteit van kleurige voorwerpen
die uitgebeeld zijn, nog eens versterkt door de spiegel. Ofschoon Pissarro niet van het pointillisme hield, had hij toch iets gelijkaardigs, in plaats
van stipjes zette hij dunne lijntjes naast elkaar (zoals Previati), die
kleur en licht uitstralen. In plaats van de bourgeoisie beeldde hij de
eenvoudige mens uit (waardoor hij zelf altijd arm bleef), of hun landschap,
het heuvelland zowel als de stad. Pissarro ging van leer tegen het symbolisme,
evenals het occultisme en boeddhisme, dat hij allemaal amusement van de
bourgeoisie vond. Zo kantte hij zich ook tegen Gaugain, zijn vroegere
leerling. |
|
Ook buiten Frankrijk zien we gelijkaardige stijlen. Zo had Scandinavië
mooie impressionisten : Heyerdahl ("Aan het venster", 1881),
Philipsen, Nordström, Kreuger, Krohg, Werenskiold. De schitterendste
was Hanna Pauli, bijvoorbeeld "Ontbijt" (1887). Het "Ontmaskerd"
van Gallen-Kallela (1888) is bont door het bonte onderwerp (zoals bij
Manet). In België gleed Emile Claus geleidelijk van realisme naar
zijn heerlijk trillend licht. De latere pointillist van Rysselberghe gaf er toen de
voorkeur aan zijn onderwerpen wat scherper uit te lijnen. Ook Van de Velde,
Finch, Lemmen, en de Nederlander Toorop werkten in stipjes. Daarnaast
bleven andere schilders realisten, bijvoorbeeld Baertsoen, Meunier en
toen ook nog Ensor. Zelfs in de jaren 1890 kende België nog nieuwe
realisten, die qua stijl wel steeds meer naar het impressionisme neigden.
|
Hanna Pauli, Ontbijt (Frukostdags), 1887 |
|
|
In Duitsland schilderden Liebermann en Von Uhde veelkleurig, soms heel
sociaal realisme, qua stijl meer gelijkend op Jongkind of Boudin, dan
op impressionisten. In Australië schilderde Mc Cubbin "The lost child" in 1886,
een heel mooi en eigen impressionisme, dat vooral de wildheid van de natuur
goed weergeeft. Conder maakte heel schetsmatige schilderijtjes op deksels
van sigarenkistjes.
Wie niet bij de impressionisten thuishoort, noch bij de "neo's",
is Rousseau. Net omdat Henri Rousseau geen enkele opleiding had gevolgd
kwam hij totaal buiten alle gangbare stromingen te staan. Hij wist zijn
eigen, naïeve stijl naar eigen schoonheidsgevoel verder te ontwikkelen.
Zijn "Soir de carnaval" (1886) straalt een poëtische sfeer
uit. |
|
Gustave Moreau, Ebauchee abstraite, ca. 1890 |
Nog
meer diversiteit vinden we in stijlen van zogenaamde symbolisten. Puvis
de Chavannes schildert nog steeds mythologische taferelen in fresco-kleuren.
Sommige werken hebben een mooie, heel vreemde sfeer door af te wijken
van de realiteit. Odilon Redon's onderwerpen zijn symbolistisch, maar qua
techniek kan hij in die tijd gerust bij de nabi's geplaatst worden. Moreau experimenteerde verder: zijn aquarellen hebben vaak een impressionistische
achtergrond. In 1890 schilderde hij de "Engel van de dood" in
puur expressionistische stijl, de verf er dik op. Of de "Kwelling
van Sint-Antonius", een volledig abstract aquarel. Bepaalde werkjes
betitelt hij als "Ebaute abstraite". Hij combineert ook figuren
met abstracte omgeving. In 1892 wordt hij leraar in de Ecole de Beaux
Arts. Rodin, een symbolistische beeldhouwer, werkte van 1880 tot 87 aan
zijn "Hellepoort".
|
|
|
Schilders en schrijvers hebben zich in het symbolisme steeds wederzijds
geïnspireerd. In Frankrijk komen dan ook steeds meer symbolistische
schrijvers op. Baudelaire was al een tijd bedrijvig, tussen 1852 en '65
vertaalde hij Allan Poe, in 1857 verscheen zijn "Fleurs du mal"
dat in een gerechtelijk proces werd veroordeeld. Verlaine publiceerde
in 1884 "Poètes maudits", opgedragen aan Corbière,
Mallarmé en Rimbaud. In 1889 verscheen zijn "Parallelement"
met erotische passages. In 1886 verscheen Rimbauds poëzie "Illuminations",
dat in 1872 - '73 geschreven was. "Une saison en enfer" (1873)
is zijn autobiografie in dichtvorm. In 1887 verscheen Mallarmé's
"Poésie complete". |
|
In
Rusland schilderde Vroebel in 1886 in kleine vakjes, streepjes en stipjes,
onwetend van Seurat of Signac. Hij schilderde soms ook in een mozaïek
van vlakken. Zijn "Demonenhoofd" met lucide over elkaar schuivende
vlakken, doet supermodern aan. Vroebel was een van de scheppers van de
"moderne stijl" in Rusland, en de origineelste. Behalve schilder
met olieverf of in aquarel, was hij ook keramist, beeldhouwer, scenograaf,
boekillustrator en architectuurontwerper. Veel van zijn werken werden
gemaakt op het landgoed Abramtsevo in de omgeving van Moskou. |
Michael Vroubel, Demonenhoofd, 1891 |
|
|
De mecenas
en kunstliefhebber Savva Ivanovitsj Mamontov, verzamelde daar in de jaren
'80 een groep Russische kunstenaars en ambachtslui rond zich: schilders,
houtgraveerders, tapijtwevers, pottenbakkers.., en maakte van zijn woonst
een vernieuwend artistiek centrum.Er werden ook concerten, toneel, opera's,
volksvertellingen of voordrachten over Russische geschiedenis gehouden.
Vroebel stond er aan het hoofd van een keramiekatelier, waar diverse Russische
kunstenaars kwamen werken. Daar schilderden oa ook Michail Nesterov, Elena
Polenova, Nikolaj Roerich, Vassili Denissov... Het symbolisme was in Rusland
weinig verspreid, het realisme vierde er nog hoogtij. |
|
In Engeland komen er nog pre-Raphaëlieten bij: Evelyn de Morgan schilderde
zeer kleurig, veel glacisvlekken, speelsere figuren, soms een tikje surrealistisch.
Maria Stillman schildert in 1889 "de betoverde tuin": zeer nauwkeurig,
met geïdealiseerde flora, natuurlijke en spontane lichaamshoudingen
en vooral zeer schitterend van kleur. Strudwick schildert zijn goudokertaferelen
die nooit somber zijn, zeer gedetailleerd.
De
Zwitser Böcklin schilderde "Het dodeneiland": schijnbaar
in oude stijl, met duidelijke invloed van Caspar David Friedrich, maar in een compositie
van diverse meetkundige vormen: ronde rotsen, kaarsvormige cypressen,
donkere en lichtende rechthoeken. Het lichtgele licht tot de bijna zwarte
schaduw zorgt voor een dramatisch effect en magische sfeer.
Ook in België kwam het symbolisme erg op. Al spoedig verliet Ensor zijn Manetachtig realisme door rijkere kleuren, en duidelijke structuur
in de verf, technisch hoogstaand. De meest revolutionaire werken zijn
diegene vol wilde strepen waar hier en daar een figuurtje uit opdoemt,
van zeer vaag tot beter herkenbaar, zoals Turner eertijds: "Bekoring
van de heilige Antonius" (1887), "Christus woedend" (1888),
"De verslagen engelen" (1888), "Christus kalmeert de storm"
(1891), "De tuin der liefde" (1891). Hij maakte veel karikaturen
of beeldde maskers af, ook bij stillevens en portretten. Zelfs tot in
zijn stillevens houdt hij iets van die apocalyptische kronkelende lijnen
en trillende kleur. Ensor wordt ingedeeld bij symbolisme, impressionisme,
expressionisme, met andere woorden nergens hoort hij echt thuis.
In
1888 - '90 vinden Ciamberlini, Montald en Delville hun weg naar het symbolisme.
Voordien was Delville erg sociaal gericht en deed zijn werk aan de latere
Permeke denken. Mellery tekende en schilderde mysterieuze zwart-witte interieurs. |
|
Dat de schilderkunst in België zo plots opbloeide en internationaal
belangrijk werd, is vooral te danken aan de verzamelaar Octave Maus, die
in 1883 "Les XX" oprichtte. Elk jaar hielden ze een tentoonstelling,
waarbij het werk van schilders van diverse stijl naast elkaar werden gehangen. Het
doel was aan te tonen dat kunstenaars zich op diverse manieren konden
uiten. Naast verkoop zorgde Les XX ook voor onderlinge contacten en vriendschap.
Ook buitenlanders hingen er, in 1883 Whistler, Seurat, Gaugain en Denis (een nabi). Zelfs voor de Fransen werd Les XX een gegeerde expositie.
Seurat verkocht er zijn eerste werken. Traditionelen hingen er naast impressionisten,
Ensor, Gauguin en Van Gogh tussen pointillisten, en steeds meer symbolisten,
als Mellery en Khnopff. In 1891 kwam er ook keramiek bij. In 1893 ging
Les XX over in "La libre esthétique": de naam hoeft geen
betoog! Nu minder democratisch bestuurd door Maus zelf. |
Jean Delville, Boer, 1888 |
|
|
Wereldwijd, of beter Europa-wijd, kwam er een geiser van symbolisten op,
die zich verderzetten tot aan de eerste wereldoorlog. Om er enige te vermelden:
Davies, Point, Maison, Gallen-Kallela, Homel, Munthe, Preisler, Marianne
Stokes, Von Stuck, Bilek, Thorn-Prikker, Schwabe, Kubin, Heive, Frédéric
(is ook realist), Arosenius, Arnold Schönberg (de componist), Pellizza
da Volpedo, Hawkins, Leduc, Keller, Osbert, Janmot (in 1854 deed hij al
aan Paul Delvaux denken!), Grasset, Mossa, Moser, Osbert de Volpedo (een
pointillist), Stjornschantz (Finland), Wojtkiewicz, Wyspianski, Mehoffer,
Klinger, Carrière, Preisler, Hynais, Traquair (zijde en gouddraad
op doek geborduurd), Mackintosch, Trachsel, Van Doesburg, enzovoorts...
Daarnaast waren er ook heel wat symbolistische fotografen : Holland Day,
Hofmeester, Steichen, Käsebier, Brigman, Bufka, Dubreuil, Stieglitz,
Eugene, Robinson, White, Seeley, Von Gloeden, Embeck,... Veel foto's werden
op diverse manieren bijgewerkt, bijvoorbeeld met een verfborstel, wat
ze dichter bij de schilderkunst brengt.
Copyright voor de tekst op alle pagina's van deze Geschiedenis van de Moderne Schilderkunst: Johan Framhout; tekst geschreven in 1990-92; herzien en op het internet geplaatst in 2005. |
|
|