|
||
|
||
Over-stromingen, Geschiedenis van de moderne Schilderkunst, 1880 - 90 |
||
DE JAREN 1880: EEN CALEIDOSCOOP VAN STIJLEN |
||
In 1879 vond Thomas Alva Edison de eerste gloeilamp uit die een behoorlijke tijd kon branden. In 1883 had de internationale tentoonstelling in Wenen al elektrisch licht. In 1883 kwam Nietzsches "Also sprach Zarathustra" uit. In 1888 was de eerste celluloid rolfilm op de markt en zond Heinrich Hertz uit dat we nu radiogolven noemen.
|
click the thumbnails Paul Signac Georges Seurat Georges Seurat Vincent van Gogh Vincent van Gogh Vincent van Gogh Paul Gaugain Paul Gaugain Emile Bernard Emile Bernard Eduard Manet Eduard Manet Camille Pissarro Camille Pissarro Emile Claus Jan Toorop Max Liebermann CamMc Cubin Henri Rousseau Pierre-Cécile Puvis de Chavannes Odilon Redon Gustave Moreau Michael Vroebel Eveline de Morgan Maria Euphrosyne Spartali Stillman EveArnold Böcklin Max Klinger Albert Pinkham Ryder |
|
Stijlvernieuwers, neo-impressionisten genoemd Ofschoon Degas, Monet, Renoir, Manet en Pissarro toen hun mooiste werken maakten, en steeds meer schilders zich tot het impressionisme bekeerden (zoals bijvoorbeeld Caillebotte), kwamen er in Frankrijk enige figuren op die weer anders wilden werken. Een aantal van hen worden, zonder enige overeenkomst, in een zak gegooid onder de gekunstelde naam van "neo-impressionisme". Alsof zij uit het impressionisme voortvloeiden, wat voor Van Gogh bijvoorbeeld al zeker niet opgaat. Zij waren veeleer het gevolg van de steeds grotere durf om op een persoonlijke, specifieke manier te werken. |
||
|
||
In 1887 kwam er verandering, vooral in zijn zelfportretten: fellere kleuren bij elkaar, strakkere streken. Hij begon diverse kleuren in vlekjes door elkaar te gebruiken, en korte streepjes, die de vorm van de figuren volgden. Zijn onderwerpen werden iets meer impressionistisch: tuinen, huizen, rivieren en bruggen. September 1887 was zijn stijI een mengsel van wilde strepen, stipjes en contouren, bijvoorbeeld zijn diverse zonnebloemen. | ||
|
||
|
||
|
||
Emile Bernard schilderde min of meer in Gauguin's stijl en later zullen nog anderen hen volgen en zich de nabi's noemen. Paul Ranson maakte in deze trant het zeer gestyleerde, bijna surrealistische "Paysage nabique" in 1890. Filiger schilderde toen "Paysage du Pouldu": zo gestyleerd dat het een abstracte puzzel lijkt. We keren even terug naar de impressionisten. Cézanne heeft altijd heel anders gewerkt en veel geëxperimenteerd. Hij ging in toetsen werken van diverse kleuren dooreen, veel kleuriger (1882 tot '85). De toetsen zijn groot en in een welbepaalde richting, en hebben iets van vlakjes. Verre huisjes bestaan volledig uit zo'n vlakjes. Later werkte hij eerder in vlekken dan in toetsen, niet transparant, maar duidelijk uitspringend, met vaak stevige contouren. Monet, Renoir, en anderen werkten nooit met contouren. Degas, die ook erg varieert in zijn oeuvre, lijkt vaak meer op Gauguin, dan op Monet of Renoir. Manet's stijl is heel duidelijk te zien in "Le bar aux Folies-Bergère", uit 1881: de menselijke huid is niet in diverse kleuren geschilderd, zoals bij Monet of Renoir, maar het werk is toch heel kleurig door de grote diversiteit van kleurige voorwerpen die uitgebeeld zijn, nog eens versterkt door de spiegel. Ofschoon Pissarro niet van het pointillisme hield, had hij toch iets gelijkaardigs, in plaats van stipjes zette hij dunne lijntjes naast elkaar (zoals Previati), die kleur en licht uitstralen. In plaats van de bourgeoisie beeldde hij de eenvoudige mens uit (waardoor hij zelf altijd arm bleef), of hun landschap, het heuvelland zowel als de stad. Pissarro ging van leer tegen het symbolisme, evenals het occultisme en boeddhisme, dat hij allemaal amusement van de bourgeoisie vond. Zo kantte hij zich ook tegen Gaugain, zijn vroegere leerling. |
||
|
||
In Duitsland schilderden Liebermann en Von Uhde veelkleurig, soms heel sociaal realisme, qua stijl meer gelijkend op Jongkind of Boudin, dan op impressionisten. In Australië schilderde Mc Cubbin "The lost child" in 1886, een heel mooi en eigen impressionisme, dat vooral de wildheid van de natuur goed weergeeft. Conder maakte heel schetsmatige schilderijtjes op deksels van sigarenkistjes. Wie niet bij de impressionisten thuishoort, noch bij de "neo's", is Rousseau. Net omdat Henri Rousseau geen enkele opleiding had gevolgd kwam hij totaal buiten alle gangbare stromingen te staan. Hij wist zijn eigen, naïeve stijl naar eigen schoonheidsgevoel verder te ontwikkelen. Zijn "Soir de carnaval" (1886) straalt een poëtische sfeer uit. |
||
|
||
Schilders en schrijvers hebben zich in het symbolisme steeds wederzijds geïnspireerd. In Frankrijk komen dan ook steeds meer symbolistische schrijvers op. Baudelaire was al een tijd bedrijvig, tussen 1852 en '65 vertaalde hij Allan Poe, in 1857 verscheen zijn "Fleurs du mal" dat in een gerechtelijk proces werd veroordeeld. Verlaine publiceerde in 1884 "Poètes maudits", opgedragen aan Corbière, Mallarmé en Rimbaud. In 1889 verscheen zijn "Parallelement" met erotische passages. In 1886 verscheen Rimbauds poëzie "Illuminations", dat in 1872 - '73 geschreven was. "Une saison en enfer" (1873) is zijn autobiografie in dichtvorm. In 1887 verscheen Mallarmé's "Poésie complete". | ||
|
||
De mecenas en kunstliefhebber Savva Ivanovitsj Mamontov, verzamelde daar in de jaren '80 een groep Russische kunstenaars en ambachtslui rond zich: schilders, houtgraveerders, tapijtwevers, pottenbakkers.., en maakte van zijn woonst een vernieuwend artistiek centrum.Er werden ook concerten, toneel, opera's, volksvertellingen of voordrachten over Russische geschiedenis gehouden. Vroebel stond er aan het hoofd van een keramiekatelier, waar diverse Russische kunstenaars kwamen werken. Daar schilderden oa ook Michail Nesterov, Elena Polenova, Nikolaj Roerich, Vassili Denissov... Het symbolisme was in Rusland weinig verspreid, het realisme vierde er nog hoogtij. | ||
De Zwitser Böcklin schilderde "Het dodeneiland": schijnbaar in oude stijl, met duidelijke invloed van Caspar David Friedrich, maar in een compositie van diverse meetkundige vormen: ronde rotsen, kaarsvormige cypressen, donkere en lichtende rechthoeken. Het lichtgele licht tot de bijna zwarte schaduw zorgt voor een dramatisch effect en magische sfeer. Ook in België kwam het symbolisme erg op. Al spoedig verliet Ensor zijn Manetachtig realisme door rijkere kleuren, en duidelijke structuur
in de verf, technisch hoogstaand. De meest revolutionaire werken zijn
diegene vol wilde strepen waar hier en daar een figuurtje uit opdoemt,
van zeer vaag tot beter herkenbaar, zoals Turner eertijds: "Bekoring
van de heilige Antonius" (1887), "Christus woedend" (1888),
"De verslagen engelen" (1888), "Christus kalmeert de storm"
(1891), "De tuin der liefde" (1891). Hij maakte veel karikaturen
of beeldde maskers af, ook bij stillevens en portretten. Zelfs tot in
zijn stillevens houdt hij iets van die apocalyptische kronkelende lijnen
en trillende kleur. Ensor wordt ingedeeld bij symbolisme, impressionisme,
expressionisme, met andere woorden nergens hoort hij echt thuis. |
||
|
||
Wereldwijd, of beter Europa-wijd, kwam er een geiser van symbolisten op, die zich verderzetten tot aan de eerste wereldoorlog. Om er enige te vermelden: Davies, Point, Maison, Gallen-Kallela, Homel, Munthe, Preisler, Marianne Stokes, Von Stuck, Bilek, Thorn-Prikker, Schwabe, Kubin, Heive, Frédéric (is ook realist), Arosenius, Arnold Schönberg (de componist), Pellizza da Volpedo, Hawkins, Leduc, Keller, Osbert, Janmot (in 1854 deed hij al aan Paul Delvaux denken!), Grasset, Mossa, Moser, Osbert de Volpedo (een pointillist), Stjornschantz (Finland), Wojtkiewicz, Wyspianski, Mehoffer, Klinger, Carrière, Preisler, Hynais, Traquair (zijde en gouddraad op doek geborduurd), Mackintosch, Trachsel, Van Doesburg, enzovoorts... Daarnaast waren er ook heel wat symbolistische fotografen : Holland Day, Hofmeester, Steichen, Käsebier, Brigman, Bufka, Dubreuil, Stieglitz, Eugene, Robinson, White, Seeley, Von Gloeden, Embeck,... Veel foto's werden op diverse manieren bijgewerkt, bijvoorbeeld met een verfborstel, wat ze dichter bij de schilderkunst brengt. Copyright voor de tekst op alle pagina's van deze Geschiedenis van de Moderne Schilderkunst: Johan Framhout; tekst geschreven in 1990-92; herzien en op het internet geplaatst in 2005. |
||
![]() |