banner to homepage of art7d.be

naar startpagina van geschiedenis naar overzicht van geschiedenis schilderkunst voor 1840 schilderkunst 1840-1870 schilderkunst 1870-1880 schilderkunst1880-1890 schilderkunst 1890-1900 schilderkunst 1900-1910 schilderkunst 1910-20 schilderkunst 1920-30 schilderkunst na 1930 schilderkunst in china schilderkunst in japan tijdlijnen van enige schilders elke maand 4 nieuwe afbeeldingen schilderkunst geschidenis van de kleurstoffen

Over-stromingen, Geschiedenis van de moderne Schilderkunst, na 1930

SCHILDERKUNST NA 1930

Kurt Gödel presenteerde in 1930 de onvolledigheidsstelling, een van de belangrijkste in de wiskunde. De elektronenmicroscoop werd in 1931 uitgevonden door Ernst August Friedrich Ruska, zowel als door Rheinhold Ruedenberg. In 1937 introduceerde Alan Turing de Turingmachine, een theoretisch model van een computer. In 1939 waren reeds regelmatig commerciële vluchten over de Atlantische Oceaan. In 1940 maakte Ultra 's werelds eerste bruikbare computer, Robinson, o.a. om boodschappen van de Duitsers te decoderen. In 1941 ontwikkelde de Duitser Konrad Zuse de eerste volledig programmeerbare digitale computer, de Z-3.

click the thumbnails

Raoul Dufy
Venice 1938

André Lhote
Untitled, Landscape in Green and
Orange, undated

Ernst Ludwig Kirchner
Colour Dance II 1932-34

Pavel Filonov
Animals 1930

Karol Hiller (Polen)
Composition 214A 1935

Lyonel Feininger
Bird Clouds 1931

Boleslaw Cybis (Polen)
Primavera 1936

Max Ernst
The eye of silence 1944

Paul Delvaux
The Acropolis 1966

René Magritte
The Tiredness of the People 1934

René Magritte
The Dominion of Light 1954

Salvator Dali
The hallucinogenic Toreador 1968-70

Joan Miro
La poétesse 1940

Pablo Picasso
Portret of Marie-Thérèse Walter 1937

 
In 1930 werd Dali’s en Bunuels tweede film "I'Age d'Or" gedraaid. Een groep fascisten brak de zaal af en vernietigde enkele schilderijen.
De Roemeense surrealist Brauner kwam naar Parijs. Dominguez uit Tenerife maakte heel precieze werken, die aan Dali doen denken. De surrealistische beeldhouwers in '33 waren Giacometti, Brignoni, Arp en Moore. In '35 ging de Oostenrijker Wolfgang Paalen over van abstract op surrealisme. Hij werkte onder andere met "fumage": roetvlekken van een kaars op doek. Later schilderde hij ook prachtige fantasielandschappen. Delvaux, een expressionist, werd surrealist, maar verliet België nooit.
In '34 kwam een breuk tussen Dali en Breton. Zogezegd omdat Dali twee maal Hitler geschilderd had, maar vooral door Dali's commerciële ingesteldheid en aristokratische trekken. Dali trok naar Amerika, waar hij groot succes had met zijn slappe horloges. Surrealisme werd er in de mode geïntroduceerd.
Duchamps maakte zijn rotoreliëfs, die moeten draaien voor een optisch effect. Dominguez begon in '36 zijn "decalcomanie", in groot contrast met bijvoorbeeld het zeer figuratieve "Los Porrones" uit '35, speelde toeval nu de grootste rol. Ernst zal deze techniek ook gebruiken, onder andere om eroverheen te schilderen en zo fantastische landschappen te creëren. Decalcomanie is een techniek waarbij de verf met bijvoorbeeld lijmpap wordt gemengd, en wordt afgedrukt op een ander blad, eventueel met wrijven, krassen… De techniek werd reeds toegepast door William Blake. (Zie de illustratie hieronder, de decalcomanie werd toegepast voor de rotsen links.)

Max Ernst, De Dochters van de Schilder, 1940

 

William Blake, Newton, 1795

Nog steeds kwamen er surrealisten bij: Carrington, Mednikoff, Olson, Mörner. Dali schilderde zijn "Voorgevoel voor de Burgeroorlog", maar sympathiseerde met Franco. Eveneens in '36 was de eerste tentoonstelling te Parijs van surrealistische objecten: gekke combinaties van bestaande voorwerpen, of afval, alsook stenen, schelpen, fossielen (objects trouvées), fetisjen, ready-made's... In '35 stelden surrealisten tentoon in Japan en Zuid-Amerika. Matta, een Chileen, trad in '37 toe tot de surrealistische beweging, hij was toen de meest abstracte onder hen. Spanningen, desinteresse en verhuizingen deden de groep in '38 uit elkaar vallen. Maar dat was zeker niet het einde van het surrealisme als schilderstijl, die tot op de dag van vandaag is blijven verder leven.
 

Matta, Hier, meneer het Vuur, eet, 1942

Made in Amerika

In de oorlog '40 - '45 vluchtten vele surrealisten naar Amerika, met Dali wilden ze niets te maken hebben. Dali was teruggekeerd tot het katholieke geloof en schilderde grote werken in zijn "nucleaire mystiek". Peggy Guggenheim verhuisde naar Amerika, huwde Ernst en opende haar "Art of this century Gallery", dat het hoofdkwartier van de surrealisten werd: Breton, Ernst, Tanguy, Masson, Man Ray, Seligmann, Dali en Matta. Ook niet-surrealisten hadden hun toevlucht gezocht in Amerika: Chagall, Leger, Mondriaan, Lipchitz. Amerikaanse kunstenaars werden erg beïnvloed door het niet-figuratieve surrealisme: Pollock, Gorky, de Kooning, Kline. Zo vond Ernst er zijn techniek "oscillatie" uit: een blikje aan een touw met een gaatje onderaan, en dat laten zwaaien boven het doek terwijl de verf eruit loopt. Ernst gebruikte het als inspiratiebron, om door bij te schilderen of weg te krabben vormen te creëren, doch Pollock nam deze techniek over als doel op zich, en zo begon de Action painting, die de "eerste echte Amerikaanse stijl" werd genoemd, volledig ontleend aan Max Ernst.

 

Het surrealisme bleef ook in Amerika geen geheel: Breton sprak geen Engels, Masson en Tanguy gingen ergens anders samen wonen, Ernst scheidde van Peggy. De nieuwe surrealisten in de jaren '40 waren Colquhuin, Herold, Toyen, Lam, Granell, Dorothea Tanning, Onslow-Ford, Seligmann, Cornell, Tauning, Kamrowski en Gorki (abstract), Polloc, Pellan, Borduas, Serpan, Morris, Sutherland in Engeland, Nemes in Hongarije, enzovoorts...
Na de oorlog bleef weinig over van de groep, hoewel Breton koppig bleef doorgaan met zijn meetings. De meesten hadden naam en erkenning en dus weinig behoefte aan samenkomst. In '54 zullen Ernst, Arp en Miro de hoofdprijzen krijgen in de biënnale van Venetië, en dus erkend worden door het establishment dat Breton zo haatte. De ready-made's van Duchamps werden door fabrieken op bestelling in grote aantallen hermaakt en peperduur verkocht met zijn handtekening erop.

Tot op heden zijn objects-trouvées en happenings in de mode gebleven, en vinden hun vervolg in de concept art.

Wilfredo Lam, Kardinaalharp, 1944

 

Ivan Generalic, Twee Paarden in het Woud, 1966

 

Na 1950: een geiser van stijlrichtingen

Het surrealisme evolueerde in twee uiteenlopende richtingen. Het figuratieve surrealisme werd later "fantastic art" genoemd of "neo-surrealisme" en tegenwoordig "visionnary art", naast "Magical realism" en "psychedelic art", met als grootste namen in de jaren '60-'70 Fuchs en Fini. De andere, abstracte tak evolueerde verder naar kinetische kunst, optical art, concept art. Het expressionisme vond via het abstracte surrealisme en toevalstechnieken haar vervolg in "abstract expressionisme", met in Europa bijvoorbeeld de Cobra. Daarnaast kwamen ook de pop-art op en het hyperrealisme. De overige abstracte kunst werd vooral geometrisch of monochroom. De Amerikaanse cultuur domineerde vanaf toen de Europese en bepaalde wat kunst is en wat niet.

 

Het figuratieve surrealisme was nog niet ten einde. Matta behoorde tot Breton's groep en zal nog lang leven en schilderen. Ook Eric Brauer behoorde ooit tot de kerngroep. Dorothea Tanning was de vrouw van Max Ernst. Er waren nog tal van andere surrealisten. Edgar Ende bijvoorbeeld (vader van de bekende schrijver Michael) schilderde droomscenes, en is dus puur surrealisme, geen fantastic art of visionary.

click the thumbs

Roberto Matta
Bringing the Light without Pain 1955

click the thumbs

Dorothea Tanning
The Philosophers 1952

Wolfgang Paalen
Fata Alaska

Uit het figuratieve surrealisme groeiden ook nog fantastic art en visionary art. De grondslag van het figuratieve surrealisme was het naast elkaar plaatsen van realistische voorwerpen, die normaliter niet bij elkaar horen, om op die manier het onbewuste te raken. Een duidelijk voorbeeld hiervan is een bierflesje van Magritte, dat bovenaan een wortel is. Bij de fantastic art kon alles: als het maar uit de fantasie kwam. Sommige schilders van "fantastic art" en "visionary art" creëren vaak een mooie en magische sfeer, en sluiten daarom eerder aan bij de vroegere symbolisten dan bij de surrealisten.

Ernst Fuchs
King Salomon 1963

Roland Cat
Le Sommeil 1980

Jean Leonor Fini
La Guardiana del Huevo negro 1955

De abstract schilderkunst bloeit nog volop en levert prachtige kunstwerken boordevol leven naast monochrome of monotone geometrische abstracten.

Bernard Schulze
Symphonic Landscape
after the Inferno 1986

Archile Gorky

Robert Brandy,
Sans Titre, 1991

BernaYves Klein,
Zwamreliëf, Monochroom Blauw,
1960, Zwammen en
pigment in oplosmiddel op hout

 

Morris Louis
Unfolding Light, 1961

Ad Reinhardt,
Zonder Titel, 1966

Het "abstract expressionisme" kwam voort uit het abstracte surrealisme en het Duitse expressionisme. Sommige toenmalige expressionisten schilderden hun doeken in een minimum van tijd, om het spontane, expressieve, kinderlijke te behouden. In het abstract expressionisme werden sommige werken met behulp van diverse technieken geconstrueerd. Anderen bleven schilderen met de borstel, maar snel en vluchtig. Tot deze laatsten zullen ook Picasso en Miro evolueren. Een van de bekendste groepen was de Cobra, een anagram van Copenhagen, Brussel en Amsterdam. De oorspronkelijke leden waren Pierre Alechinsky, Asger JOhn, Karel Appel, Corneille en Constant Nieuwenhuys.

Pollock
Number 8

Jean-Paul Riopelle
Composition 1954

Constant Nieuwenhuys 1970

Pierre Alechinsky,
Le Passe inaperçu 1981


Wols,
De Windmolen, 1951

Georges Mathieu,
De Slag van Steinkerque

Uit het realisme vloeide het hyperrealisme voort (ook fotorealisme genoemd). De realiteit werd zo nauwkeurig mogelijk weergegeven. Toch gaat het niet om een foto, de hyperrealisten beroepen zich op het feit dat, hoe nauwkeurig zij ook schilderen, er altijd een verschil is met een foto en dat is juist wat het werk mooi maakt en een bijzondere sfeer doet uitstralen. Hun onderwerpen zijn hedendaags en soms banaal: een straatzicht, een caravan, een benzinepomp, een verroest autowrak, afval... De stijl is nu heel wat belangstelling verloren, wellicht te wijten aan het feit dat ze niet te ervaren zijn in het klein (in een boek, op het scherm...). Men dient de werken in realiteit te zien om het bijzondere effect te ervaren.

Neffson
57th

Don Eddy,
Silver Shoes, 1974

Manfred Hoenig,
Dal met Mijn, 1993

De pop-art werd in de jaren 60 heel populair, met scenes uit strips overgenomen, geschilderde blikjes, Marilyn Monroe in diverse felle kleuren...

 

Andy Warhol
Endangered Species, Grevy's Zebra, 1983

Roy Lichtenstein
Still life with Goldfish 1974

 

Sommigen schilderden een soort realisme in pop-artstijl.

Tom Wesseman
Still life 27, 1963

Roger Raveel
Dag meneer Raveel 1974

 
Optische kunst legt optische effecten vast, twee- of driedimensionaal. Bekendst zijn de optische effecten van de Hongaar Vasarely, wiens eigenlijke naam Vásárhelyi Guozo is. Ook Riley is een bekend figuur.

Vásárhelyi Guozo
(Victor Vasarely)
Biza-Zett 1976

Bridget Riley, 1965

Bridget Riley,
Movement in Squares

Weer anderen speelden of spelen met gezichtsbedrog of het spel tussen twee en drie dimensies. Optische illusie is reeds lange tijd een favoriet item in de schilderkunst. Zeer bekend zijn de schilderijen van Archimboldo (zie illustratie op de pagina Japan, want het komt ook in de oude Japanse schilderkunst voor). Maar er zijn ook andere en minder bekenden, zoals de twee anonieme werken rechts, die elk een gezicht voorstellen. Als je de werken horizontaal hangt, benadruk je het landschap. Als je ze verticaal hangt, de gezichten. Salvador Dali maakte er af en toe gebruik van, het voorbeeld rechts is een van de meest geslaagde. De graficus Escher speelde er graag mee. Het werk van Raveel is een voorbeeld uit de pop-art, waar gebruik gemaakt is van een optisch effect.

Nederlandse School,
Antropomorf Landschap,
Portret van een vrouw,
2de helft 16de eeuw

Nederlandse School,
Antropomorf Landschap,
Portret van een man,
2de helft 16de eeuw

Salvador Dali, Zwanen,
reflecterend als Olifanten, 1937

Mauritz Escher
Reptiles 1943

Esher,
Andere Wereld, 1947

Roger Raveel,
par de Homens

De kinetische kunst voegt bij de drie dimensies van de beeldhouwkunst nog een vierde toe: de beweging. Marcel Duchamps gaf de inzet tot de kinetisch kunst met zijn schijven uit 1923, die hij op een draaiende platenspeler legde, wat een sterk dieptegevoel brengt.

http://www.youtube.com/watch?v=HmcADeaiHAc

http://www.youtube.com/watch?v=WcR7U2tuNoY

Marcel Duchamps,
Discs, 1923

Maar ook andere kunst bloeide verder open, ook in Europa, zoals bijvoorbeeld de naïeve schilderkunst, die zich uitte in zoveel verschillende stijlen. Om maar een voorbeeld te geven: in de jaren 1930 kwam Generalic op in Joegoslavië. Hij schilderde eerst, zoals vele anderen, volkse taferelen en landschappen, maar ook politieke en sociale gebeurtenissen. In de jaren '40 werd hij meer poëtisch door meer kleur en lichtcontrast, zoals de bleke takken, eerder gelijkend op nerven, van winterbomen op een donkere achtergrond. Zijn portretten tonen dat hij technisch goed onderlegd is en de naïviteit eerder opzettelijk. Hij schildert in olie achter glas; hier wordt omgekeerd geschilderd: eerst de voorgrond en daarna de achtergrond. De sfeer van zijn werken is heel poëtisch en doet aan Rousseau of Chagall denken. In '59 maakte hij "Het Huwelijk van de Mannetjeshert": repetitieve, witte, stierachtige herten op een rij geven een surrealistische sfeer, net als de knalrode "Eenhoorn" uit '61 of "Twee Pauwen" uit '67. Hij had een eigen school en veel schilders inspireerden zich op zijn stijl of zochten varianten.

Ivan Generalic
The Stag's Wedding 1959

Petar Grgec
Pile Dwellings 1973

Jacqueline Benoit,
At the Rose Mecene, 1975


Fernando Botero,
Still life with Coffee pot, 1985

 

FernaIvan Rabuzin,
Landscape, 1966

Jacqueline Benoit,
A September Storm, 1976

Het realisme is sinds zijn begin halverwege de 19de eeuw, nooit verdwenen. Telkens kwamen er schilders op die genoeg hadden van alle stromingen en experimenten, en daarop terugvielen. Zij werden steeds kleurrijker, de echt goede schilders hadden steeds een eigen en originele stijlvariant van het realisme.


Jean Metzinger,
De Vrouw met de Fazant, 1926

Claude Roy Balthus
The Dream I 1955

 

Sommigen schilderen geïnspireerd door hun eeuwenoude cultuur, en maken er een persoonlijke stijl van. Hier een voorbeeld van aboriginals uit Australië.

Copyright voor de tekst op alle pagina's van deze Geschiedenis van de Moderne Schilderkunst: Johan Framhout; tekst geschreven in 1990-92; herzien en op het internet geplaatst in 2005.

Jeanny Egan Nungarrayi
Warlpiri - Yuendumu c.1948

Erik Brauer
Le messie au Buisson d'épines 1959

Constant Permeke
The Sower 1933

Remedios Varo
Papilla Estelar 1958

Wassily Kandinsky,
Heaven Blue, 1940

Octave Landuyt
Brought to the Animal 1986