|
|
Over-stromingen, Geschiedenis
van de moderne Schilderkunst, 1890 - 1900
|
DE JAREN 1890 - 1900: SYMBOLISME EN JUGENDSTIL PRIMEREN |
In
1896 stichtte Herman Hollerith de "Tabulating Machine Company",
dat later IBM zal heten. Joseph John Thomson ontdekte in 1897 het electron.
Alexander Popov gebruikte in 1897 een antenne om radiogolven uit
te zenden.
|
William de Gouves de Nuncques
The pink house or
the blind house 1992
William de Gouves de Nuncques
The angels of the Night 1894
Ferdinand Khnopff
Head of a Woman 1899
Ferdinand Khnopff
The caressing 1896
Henri Le Sidaner
Dimanche1898
Henri Le Sidaner
Jean Delville
Treasures of Satan1895
Jean Delville
TreSchool of Plato 1898
Edward Coley Burne-Jones
The last Sleep of Arthur in Avalon 1881-98
Edward Coley Burne-Jones
Anunciation, visitation and Nativity (Topcliffe)
Ferdinand Hodler
The Dream 1897
Carlos Schwabe
Virgin of Lillies1998
Walter Crane
Horses of Neptune 1892
Jens Ferdinand Willumsen
Jotumheim 1892-93
Georges De Feure
The Swan Lake ca 1897
Edvard Munch
The screem Sleep 1893
Edvard Munch
Moonlight 1895
Claude Monet
Saint-Germain in the Sun 1894
Georges Seurat
The Circus1894
Henri de Toulouse-Lautrec
Marcelle Lender Dancing the Bolero in 'Chilpéric' 1896
Pierre Bonnard
Lunch at le grand lamps 1899
Maurice Denis
The Muse
in the Bois Sacré 1893
Charles Filiger
Pouldu Landscape1890
Paul Gauguin
Sunday (mahana no atua)1894
Antonin Slavicek
Walking through the park
in the Sun
Jacek Malczewsky
Vicious Circle
(bledne-kolo)1895-97
Jacek Malczewsky
Melancholya
1890-94
Gustave Klimt
Music1895
Tom Roberts
The Break Away 1891
Arthur Streeton
Spirit of the Drought 1895
József Rippl-Rónai
Study for the Gobelin
Tapestry 'Young Woman
with Rose' 1898
Alma-Tadema
Unconscious_Rivals
1893
|
Swiat Wyspianskiego, Polonia-projekt witraza do Katedry we Lwowie, 1893 - '94 |
Triomf
van het symbolisme
Ook het symbolisme is een ongelukkige verzamelnaam voor persoonlijke diversiteit.
De vele omschrijvingen die al werden gedrukt geven evenvele verschillen
aan. Diegenen die erin worden onderverdeeld, verschillen hemelsbreed.
De ene criticus zal een schilder bij symbolisme indelen, de andere niet.
Zo is Munch ingedeeld bij neo-impressionisme, symbolisme, Jugenstil of
als voorloper-expressionist, terwijl hij ook op een
nabi lijkt. Bovendien werkten veel schilders nu eens symbolistisch, dan weer
niet.
Veeleer dan een zoveelste ontoereikende definitie te geven van het symbolisme,
kunnen we omschrijven wat het zoal kan behelzen. Het woord symbool wijst
erop, dat de kunstenaar meer wil aangeven, dan op het eerste zicht te
zien is. Dat betekent niet dat het werk vol zinnebeelden moet staan, zoals
in de westerse gotiek waar bijvoorbeeld diverse soorten bloemen allerlei
deugden voorstellen. Het hele schilderij kan symbool zijn voor het leven
zelf. Sommigen voegden er wel symbolen bij, bijvoorbeeld Gaugains rode
vossen als symbool voor zinnelijkheid. "Symbool" moet hier meestal
in een zeer brede betekenis worden gezien: dat elke realiteit drager is
van een grotere realiteit, die we niet kunnen bevatten, maar waarvan de
kunstenaar iets probeert in zijn werk te leggen. Datgene wat geschilderd
staat, roept nog een andere dimensie op, een diepte, een inhoud.
Wat veel symbolisten gemeen hadden is een mysterieuze sfeer. Zo vind je
in de landschappen van De Gouves de Nuncques en in de interieurs van Mellery geen symbolen, maar datzelfde mysterie, dat we vroeger reeds aantroffen
bij Friedrich. Of de sfeer van een van buitenaf gezien verlicht raam,
zoals in "Het roze huis" van De Gouves of "Thuis"
van L. Welden Hawkins.
Het symbolisme is veeleer een benaming van onderwerp of sfeer en kan dus
in diverse technieken uitgevoerd zijn : Khnopff schilderde fotografisch
en wat lucide, le Sidaner schilderde een mysterieuze sfeer in een impressionisme
techniek, Mašek schildert zijn profeet in pointillisme, Gaugain en Randon in nabistijl... |
|
|
De symbolistische schilderkunst had een sterke band met de literatuur,
waar het zijn eigen schrijvers, dichters en dramaturgen heeft. Eerder
werden Baudelaire, Mallarmé, Rimbaud, Verlaine, Poe vermeld. Maar
ook de opera van Wagner speelde zijn rol. Of de boeken van Nietzsche,
die de vloer veegde met de algemene moraal en het belang en de kracht
van de individualiteit benadrukte. De Oosterse filosofie had een sterke
invloed: Boeddha, reïncarnatie, nirwana werden populaire begrippen.
Mythen, legenden, sprookjes, waren vaak onderwerp, evenals hun bewoners:
nimfen, faunen, medusa's, engelen, saters... De wereld van nachtelijke
dromen, vizioenen, hallucinaties fascineerden hen. Lang vóór
Freuds Traumdeutung was al veel geschreven over de wereld van het onbewuste,
die door meditatie kon worden geëxploreerd. Ook religie bleef een
onderwerp, maar werd steeds vrijer behandeld, verder van Kerk en haar
dogma's. Geboorte en dood, de zin van het leven en het streven naar idealen
waren eveneens onderwerp. |
|
Jean Delville, De Godmens, ca. 1901 - '03 |
Sommige kunstenaars wilden ook iets aan te leren, te openbaren hebben.
Zo kreeg de sexualiteit een nieuwe plaats. Er zijn symbolisten als Félicien
Rops die sex verbonden met het satanische, tot vermaak van de bourgeoisie
en tot stilzwijgende goedkeuring van de Kerk. Helemaal anders is de boodschap
bij anderen dat seks niet duivels is, maar een van de innerlijke drijfveren
van de mens. Meer nog : dat de hartstocht basis is van zowel seks als
van het gehele leven, de liefde, de verwerkelijking.
Zo
heetten de hartstochtelijk minnende, ineengestrengelde lichamen van Rodin nog "hellepoort". Het thema werd voordien reeds door Rubens uitgebeeld, toen waren alle lichamen naar beneden gericht, naar de hel.
Delville schildert dit thema in "de Godmens", een opwaartse
stroom extatisch omhelzende lichamen eindigt in Christus met open armen:
de liefde van Christus. Dit werk
stootte tegen de borst van de Kerk en ook nu nog bevindt dit meesterwerk
zich in Brugge meer in de kelders dan in het museum zelf.
|
|
|
Veel symbolisten wilden de innerlijke kracht weergeven, die in ieder van
ons aanwezig is. Zij beschouwden de ziel als een soort straling die leven
mogelijk maakt. Die bezieling zorgt ervoor dat atomen blijven bestaan,
een kracht dat het menselijke overstijgt. Deze kracht te leren ervaren
maakt de mens tijdloos en universeel. Het lichaam is een wezen van licht
en levenskracht. De ziel is het ritme en de creativiteit van de schepping,
en is het bewustzijn zelf.
Men ziet dat deze basis geen afbakening van terrein inhoudt. Zo wees Monet er terecht op, dat hij in zijn stijl, net door de natuur te schilderen
in volle kleur en licht, diezelfde levenskracht probeerde weer te geven,
en niet via een of ander idee. Daar heeft hij gelijk in: de mooiste impressionisten
zijn daarmee tegelijk symbolisten. En is ook het expressionisme niet een
uiting van pure levenskracht? Kunnen we het kubisme niet zien als de harmonie
die al het levende en bestaande met elkaar verbindt, en het surrealisme
als de onbegrensde innerlijke mogelijkheden van de mens?
Hetzelfde thema van sensualiteit en spiritualiteit vinden we ook terug
bij Delvilles prachtige "Socrates en zijn leerlingen". Eigenlijk
stelt het werk Christus voor en de apostelen, de titel is wellicht aangepast
om niet te shockeren, want de lichamen zijn heel sensueel uitgebeeld.
Nu is niet al het werk van Delville even gelukkig, in zijn vuur om te
profeteren heeft hij zich soms tot het kitscherige begeven, wat veel kritiek
met zich mee bracht naar het symbolisme toe. Toch is het belerende een
kleine minderheid in het symbolisme, bij Khnopff bijvoorbeeld krijg je
geen lessen en ook Redon hield niet van ideeënkunst, de basis van
de kunst moest het leven zelf zijn. |
|
Odilon Redon, Kelk van het Zijn, 1894 |
Het
wordt nog meer verwarrend wanneer we de band met Jugendstil of Art Nouveau
bekijken, een beweging in de architectuur, die geleidelijk alle decoratie
in zich opnam: interieurs, schilderijen en sculpturen, keramiek, brandglasramen,
grafiek, kledij, juwelen. Alles maakte een geheel uit en de ene uitingsvorm
was niet langer minderwaardig aan een andere. Ze plaatste even graag een
pointillistisch werk van bijvoorbeeld Van Rysselberghe in haar interieurs,
als de expressionistische Hodler. Toch had ze haar eigen stijlkenmerken:
geen toetsen, de lijn domineert en heeft een typerende "zweepslag"
en golvingen. De fotografie van Blossfeldt uit de jaren 1860 had de Jugendstil
daarin grondig beïnvloed. Zijn macroscopische plantenfoto's openbaarden
hoe de groei zich uit in een schat van golvende ornamenten, krachtige
lijnen en prachtige symmetrie, vaak meervoudig, met diverse veelhoeken
en spiralen. Zo bracht de herwaardering van de lijn ook de levenskracht
van de natuur terug in de kunst.
De pre-Raphaëlieten waren de eersten om ook interieurs en brandglasramen
in dezelfde stijl te maken (bijvoorbeeld Burne-Jones). Sommige kunstenaars
beperkten zich niet meer tot enkel het schildersmedium, bijvoorbeeld Gauguin met zijn sculpturen, halfreliëfs of keramiek. Van alle stromingen
stond het nabisme het dichtst bij de Jugendstil. Toch schilderde bijvoorbeeld
Whyspiansky in Jugendstil en niet nabistisch, ook niet altijd symbolistisch. |
|
|
Een andere kritiek dat het symbolisme kreeg is dat van esoterisme: de
aanwezigheid van verborgen boodschappen. Dat een boodschap niet zo duidelijk
is komt door de mening van kunstenaars dat deze onbewust moest worden
opgenomen, meer gevoelsmatig dan verstandelijk, en heeft dus niets esoterisch.
Toch was er ook enige zelfbescherming bij, teneinde geen heksenjacht to
ontketenen. Toch heeft deze voorzichtigheid niet belet, dat later, in
de jaren 1920, toen de belangstelling voor symbolisme en Art Nouveau was
gezakt, de Kerk samen met de industrie en de antisocialisten, een ware
kruistocht begon ter vernieling van alle Art Nouveau.
Het symbolisme is uiteraard ouder dan Jugendstil. We vinden het bijvoorbeeld
reeds terug in de vele gravures en boeken over alchemie in de middeleeuwen.
Blake startte symbolisme in aquarel en literatuur in de 18de eeuw, de
pre-Raphaëlieten startten in de jaren 1860. De jaren 1890 waren een
verder open bloeien, maar met een grotere populariteit. Toen ontdekten
velen haar pas, en zagen haar als het nieuwe zich-afzetten tegen de gevestigde
orde. Het impressionisme verloor deze rol, omdat het nu officieel deel
uitmaakte van het establishment. Als eersterangssymbolisten werden toen
Moreau, Redon, Gaugain, Chavannes en de pre-Raphaelieten aanzien. Er waren
zekere banden met de opkomende Rose+Croix of de theosofie, maar zelfs
Redon distantieerde zich daarvan. De criticus Sar Peladan ging overal
pleiten ten gunste van de symbolisten en hun ideeëngoed, maar hij
bleef het gevoel op de eerst plaats stellen, vóór het intellect,
wat hem bij kunstenaars heel geliefd maakte. Latere Rosekruisers zullen
hem hierin niet volgen en hun eigen dogma's en leringen opbouwen. Er waren
onderlinge contacten tussen kunstenaars en de Rose +Croix, zo kwamen Mallarmé,
Huysmans, Debussy, Satie, Toulouse-Lautrec en Rops regelmatig in de winkel
en expositieruimte "Le lotus bleu" van de theosoof Bailly.
Sommige symbolisten waren ook heel sociaal voelend. Aan de doeken kunnen
we niet altijd zien wie aktief was in de sociale strijd, Khnopff en Lemmen waren dat bijvoorbeeld wel. |
|
Redons
werk werd in de jaren 1890 kleurig, en ging verder in de richting van
het vage, soms surrealisch. "Kelk van wording", uit 1894, in olie, lijkt
wel de decalcomanietechniek, zo betrok hij toeval in het ontstaan van
zijn beelden. In 1898 zijn sommige werken volledig surrealistisch, met
onbestaande fantasiefiguren, uit het onbewuste. Hij schrijft : "In
de kunst wordt niets alleen door de wil bereikt, alles gebeurt door volgzame
onderwerping aan het onderbewustzijn."
Moreau bleef zowel zijn minutieuze droom landschappen volhouden, als zijn
mythologische symbolen of zijn experimenten. Khnopff schilderde sinds
de jaren 80 veel portretten, alsook symbolistisch werk, zoals "Ik
sluit de deur op mezelf" uit 1891 in olie. Zijn meeste symbolistische
werken maakte hij tussen 1889 en 1918. W. Crane schilderde in 1892 zijn
"Paarden van Neptunus" in de techniek van diverse kleurstrepen
dooreen, nauwkeurig gefigureerd. Mackintosch schilderde zeer gestyleerd
tot abstract. Willumsen in Scandinavië werkte heel bijzonder in email.
De Feure schilderde nu eens fotografisch precies en, soms op hetzelfde
doek, gestyleerd en nabistisch. Zijn affiches zijn in Art Nouveau, erg
gelijkend op die van Toulouse-Lautrec.
Munch schilderde in de jaren 1880 in impressionistische stijl, met een
achtergrond waarin verfstructuren belangrijker waren dan het onderwerp,
soms lijkt hij op Vuillard. In 1893 maakte Much "De stem" en
"De schreeuw". "Maanlicht" en "Madonna"
in 1895: hij werkte toen in nabistijl, in zijn vlakken zitten diverse
tinten, maar geen tekening meer. Veel vormen zijn rond, nergens ziet men
hoeken. Detaillering ontbreekt zo sterk dat de twee gezichten in "De
kus" (1897) van de twee omhelzenden samen een monochroom vlak vormen.
Hij werkte heel dun. Onderwerp, kleur, houding en gezichten stralen een
grote expressie uit. |
Georges de Feure, Hypocrisie, 1893 |
|
|
Edouard Vuillard, Na de Maaltijd, ca. 1900 |
Buiten het symbolisme
Monet,
Renoir, Morisot, Sisley schilderden in hun stijl verder, alsook Seurat en Signac. Cross gebruikte soms grotere, soms kleine stippen en bijzondere
kleuren, naar hat fauvisme toe. Toulouse-Lautrec heeft een aparte stijl,
ietwat verwant aan Degas. Een kleurregen loopt vaak dwars door zijn snelle
lijntjes heen, bijvoorbeeld "Het bed" uit 1892.
Ook toen waren grote meningsverschillen bij het indelen in "ismen":
de criticus Geoffroy deelde Redon in bij de nabi's, met Bernard, Denis,
Filiger en Serusier. Denis zelf zag twee afdelingen in het nabisme: Redon
zette hij bij Vuillard, Bonnard en Vallotton, en in de andere zichzelf,
Ranson en Serusier. Vuillard en Bonnard staan vaak heel ver van de stijl
van Gauguin in afgebakende vlakken en uiten zich vaak in een heel losse,
snelle stijl met onduidelijke en niet omlijnde figuren, in felle dooreenlopende
kleuren. |
|
|
Bonnard was Jugendstil in 1892, eerder vaal, onscherp, kleurvlakken,
afgelijnd en vol kleurstrepen of vlakke patronen. Denis maakt in 1893
"Les muses", de bomen in hat park lijken uit een tapijt te groeien,
het werk heeft veel van een brandglasraam. Gauguin was ook beïnvloed
door de vaak heel expressieve kunst van Afrika, indianen en Oceanië,
wat we duidelijk zien in bijvoorbeeld zijn beelden en halfreliëfs.
In Noord-Amerika waren Hassam, Tarbell, Hale, Robinson en Metcalf heel
mooie impressionisten. In Groot-Brittanië maakten Clausen en Guthrie
mooie werken. In Australië vormden Mc Cubbin, Conder, Streeton en
Roberts de Heidelberggroep. Zij werkten in een heel mooie, frisse en levendige
stijl, zonder bont te zijn. Hun stijl heeft iets
aquarelachtigs (hoewel in olie). |
Henri de Toulouse-Lautrec, Het Bed, ca. 1892 |
|
|
Het symbolisme in Oost-Europa
In
Tsjechië werkten Slavícek, Hudecek en Lebeda heel mooi en
in Polen Pankievicz en Podkovinski. Podkovinski schilderde in dezelfde
sfeer als Pissarro. Pankievicz schilderde een vreemde sfeer in een park,
portretten in de trant van Khnopff, Japanse interieurs...
Vroebel schilderde
zijn olie's soms precies in dezelfde vlakjes als zijn aquarel. Hij maakt
ook keramiek en beeldhouwwerk, zoals zijn erg kubistische leeuwekop uit
1891. Zijn vlekken en lijnen staan vaak zo dooreen, dat het abstract lijkt,
en je de figuratie moet zoeken, bijvoorbeeld "De lente" uit
1897.
Van groot belang is het symbolisme in de opkomst van vernieuwing in Polen.
In 1894 verdween Matejko spoorloos, dat was een ware zegen voor de kunstvernieuwing.
Falat werd directeur van de School voor Schone Kunsten en door vernieuwers
als leraars op te nemen, kwam de opleving tot stand: Wyczolkowski (een
braaf en nogal kleurarm impressionisme), Ascentowicz, Malczewsky, Stanislawsky,
Ruszczyc en Laszczka. Stanislawsky richtte later zijn eigen plain-air-school
op. Groot was de invloed van Nietzsche, Schopenhauer, Strindberg, Tolstoj,
Zola, Ibsen, Baudelaire, Rimbaud, Verlaine en Bergson op de Poolse kunstenaars.
Het theater van Wyspianski werd overal in Europa beroemd. Hij maakte ook
veel plastisch werk, zoals brandglasramen. Ook de ontwerpen van deze brandglasramen
in pastel, zijn knap. |
|
Wie het meest opvalt is Malczewsky. In 1895 schilderde hij zijn "vicieuze
cirkel": in het midden staat een ladder met een figuur erop en alle
andere figuren hangen in de lucht. Het werk heeft een kleurverloop van
links naar rechts: links heel kleurig, rechts enkel blauw en zwart. In
1890-94 maakt hij "Melancholia", een surrealistisch tafereel
in zeer originele compositie, links spuiten dramatische figuren uit een
schilderij tevoorschijn, rechts kijken bejaarde mensen door het venster
naar een landschap dat pointillistisch geschilderd is. Malczewsky was
populair in eigen land, vooral door zijn nationalistische thema's en symbolen.
Hij gebruikte graag fellere kleuren, en deed ze schitteren door een techniek
van diverse dunne kleurlagen over en door elkaar. Hij schuwde ook geen
zwierige lijnen. Zijn eigen schedel op zijn zelfportretten is vaak een
boeiend palet op zich. |
Jacek Malczewski, Harpia we snie, Chwilla Tworzenia, 1907 |
|
|
Wojcieh Weiss, Wiosna, 1898 |
Wojtkiech Weiss moet zeker niet onderdoen. Zowel in lijn als in kleurgebruik
is hij expressionistisch. Zijn "Zonsondergang" (1899-1902) lijkt
door Munch geschilderd. Zijn "Naakte jongen in bloemveld" (1898),
is fijner uitgewerkt, vol beweging en expressie.
Ook Hongarije had verschillende symbolistische schilders, bijvoorbeeld
Vaszary János, Sándor Nagy, Simon Hollósy. De bekendste
is
Rippl-Roney die in erg verschillende stijlen werkte. "Vrouw in
bed" (1891) lijkt bij de nabi's aan te sluiten, "Jonge Parijse
werkvrouw" en "Tussen stokrozen" (1895) zijn bijna als
de latere Duitse expressionisten, in brede borstelstreken, "Mijn
ouders", 1897, lijkt wel van Gauguin, enzovoorts...
In
Oostenrijk krijgt Klimt zijn typische stijl rond 1895. Pointillisme paste
hij soms in zijn landschappen toe. Zijn bloementuinen zijn meer in de
trant van Manet, de bonte bloemen zijn uit zichzelf al een mozaïek.
In de kledij paste hij de techniek van de diverse dunne kleurvlekken toe.
Hij schilderde ook decor en achtergrond in andere technieken, bijvoorbeeld
met grove borstel, of monochroom goud. Hij vulde vlakken op met decoraties:
cirkels, driehoeken, dambord... De patronen zijn frontaal, als een collage.
De gezichten zijn fijn uitgewerkt en doen aan de Japanse kunst denken.
In 1897 stichtte hij de Secession, die tentoonstellingen hield met ook
buitenlandse symbolisten: Böcklin, Carrière, Mucha, Chavannes,
Khnopff, Meunier, Rodin en Klinger.
Klinger is een Duitse symbolist die ook prachtige werken heeft gemaakt,
soms nogal theatraal. Hij beeldhouwde de kaders in overeenstemming met
het doek. Ook Moser maakte goed werk.
Copyright voor de tekst op alle pagina's van deze Geschiedenis van de Moderne Schilderkunst: Johan Framhout; tekst geschreven in 1990-92; herzien en op het internet geplaatst in 2005. |
|
|
|
|